Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De koning zal rouw bedrijven, en de vorsten zullen [94]met verwoesting bekleed zijn, en de handen van [95]het volk des lands zullen [96]beroerd zijn; Ik zal hun doen [97]naar hun weg, en [98]met hun rechten zal Ik ze richten; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. 94. Dat is gans zeer vervuld zijn met ontzetting, verbaasdheid en wanhoop. Zie gelijke manier van spreken Job 8;22, en in de aantekening. Hebreeuws, de vorst zal bekleed zijn, enz. 95. Dat is, van het gemene volk. Alzo Jer.44:21; Hag.2:5. 96. Dat is, door beroering en ontzetting des harten gans onbekwaam zijn om iets tot afkering des vijands uit te richten. Vergelijk 2 Sam.4:1, en de aantekening. 97. Dat is, naar de verdiensten hunner werken. 98. Dat is, met de straffen, die zij verdiend hebben. Recht voor straf. Zie 2 Kron.20:12, of naar de wijze, alzo zij verdienen. Recht voor wijze. Zie Gen.40:13.